Waarom zoeken?
Er zijn verschillende theorieën waarom geadopteerden meer willen weten over hun oorsprong. De drie belangrijkste zijn:
Wat het ook is - een deel van de geadopteerden blijkt behoefte te hebben om te zoeken en een deel niet. Voor interlandelijk geadopteerden is de zoektocht naar de oorsprong breder dan bij binnenlands geadopteerden. Voor hen houdt de zoektocht ook een ontdekking in van een andere cultuur, taal, land en gewoontes. En het in het land van herkomst niet als minderheid zichtbaar zijn, maar meer opgaan in een bevolking.
En zoeken kan op verschillende niveaus plaatsvinden: het kan zijn dat de geadopteerde alleen behoefte heeft aan informatie om het verhaal van zijn of haar leven in te vullen. Andere geadopteerden hebben ook behoefte aan verbondenheid met de oorspronkelijke familie en willen een relatie met hen aangaan.
Nadenkfase
Het blijkt dat veel geadopteerden eerst een tijd willen nadenken over zoeken en over alle consequenties die daarmee samenhangen, en dat ze dat alleen in hun hoofd doen. Ze willen deze overwegingen dan ook (nog) niet delen met hun naasten. Deze ‘interne zoektocht’ kan daarna gevolgd worden door een concrete zoektocht, maar dat hoeft niet.
Uit Ruohio’s interviews met 24 Finse geadopteerden bleek dat de geadopteerden in deze interne zoektocht met veel dingen rekening hielden: Aan de ene kant namen zij met het nadenken over een eventuele zoektocht nu zelf zeggenschap over gebeurtenissen waarover zij als kind niets te zeggen hadden. Aan de andere kant bleek dat ze vooral bezig waren met de gevolgen voor de gevoelens van alle betrokkenen: hun eigen gevoelens, die van hun oorspronkelijke ouders en die van hun adoptieouders. Bij de oorspronkelijke ouders speelden overwegingen zoals ‘stel dat ze geen contact willen, dat contact hun leven verstoort, of dat ze niet te vinden of overleden zijn’. Bij de adoptieouders waren ze bang hun adoptieouders te kwetsen, ook al gaven alle adoptieouders in dit onderzoek hun kinderen alle begrip, ruimte en steun om op zoek te gaan naar hun oorsprong. En dat laatste was belangrijk: het was comfortabeler voor de geadopteerden wanneer ze de sprong naar zoeken konden wagen vanuit een veilige en ondersteunende haven.
Steun van adoptieouders
Uit de interviews van Martín met 30 adoptieouders in Spanje bleek dat deze het bij hun taak als adoptieouder vonden horen om hun kinderen een zo compleet en betekenisvol mogelijk levensverhaal mee te geven, waarbinnen het land van herkomst, de oorsprongscultuur en familie geïntegreerd waren. Ze gingen niet tegenover hun kind, maar naast hun kind staan bij het onderzoeken van het verhaal en de omstandigheden voorafgaand aan de adoptie.
Een aantal factoren konden dit lastig maken: Wanneer de adoptieouders zelf niet voldoende informatie hadden over de achtergrond en afstand van hun kind, hoe konden ze dan een kloppend en betekenisvol verhaal maken? Bovendien kon het praten over de achtergrond, afstand en adoptie soms sterke emoties opwekken bij zowel hun kind als bij henzelf. Ook hadden ze soms de indruk dat hun kind het niet over roots wil hebben, terwijl zij als adoptieouders dachten dat een rootsreis belangrijk zou kunnen zijn voor hun kind. En waarom zou hun kind er niet over praten? Zou het niet geïnteresseerd zijn of zou het niet willen delen? Het is nu tenslotte ook bekend dat een geadopteerde een periode met een interne zoektocht bezig kan zijn en tijdelijk niet wil delen.
Bij al deze lastige factoren kan begeleiding door professionals helpen.
Broers en zussen
Ook kan een zoektocht van geadopteerde broers en zussen in het adoptiegezin de overwegingen rond op zoek gaan naar roots beïnvloeden. Martín interviewde hiervoor zeven geadopteerden met geadopteerde broers of zussen. Het bleek dat vooral oudere broers of zussen (in deze studie vooral zussen) op verschillende manieren een rol konden spelen bij zoektochten van jongere broers en zussen. Zo bleken ze de weg voor te kunnen bereiden en de jongere kon alvast ervaring opdoen aan de hand van wat de oudere geadopteerde had meegemaakt.
Wanneer het ging om verwante broers en zussen, die een vergelijkbare geschiedenis hadden, had de oudere broer of zus meestal meer herinneringen en daardoor meer interesse in roots. De ouderen voelden zich dan vaak extra verantwoordelijk voor het welzijn van de jongere broer of zus bij het zoeken.
Het roots zoeken van een oudere broer of zus in het gezin kon ook lastig zijn voor de jongere, vooral wanneer die er anders instond en geen interesse had (b.v. door een ander karakter, andere ervaringen, andere situatie). Wanneer de jongere broer of zus met het interne proces bezig was en eigenlijk nog niet toe was aan het concreet met roots bezig gaan, kon deze zich door de ervaringen van de oudere bijna hiertoe gedwongen voelen.
Ook hier bleek dat hoe opener men in het adoptiegezin met oorsprong en zoeken bezig was geweest, hoe makkelijker ook de broers en zussen het met elkaar konden hebben over eventuele zoektochten wanneer dit werkelijk ging spelen.
Samenvatting Gera ter Meulen, december 2023
Ruohio, H. (2023). To Search or Not to Search? Transnational Adopted Individuals' Reflexive Accounts on Searching for First Parents. Adoption quarterly, 25.
Martín, N., Barrera-Aguilera, D. F., & Corral, S. Communication about Origins and Search in Adoption: A Parental Perspective. Adoption quarterly, 1-26.
Martín, N., & Corral, S. How Does My Sibling’s Experience with Origins Impact My Own? A Phenomenological Approach among Young Adult Adoptees. Adoption quarterly, 1-19.